Stukje over de weeskinderen in de Libelle nr 32, augustus 1996
Augustus 1996
Plaatsing ingezonden brief van Ria van de Ven in de rubriek „Beste Libelle”
Nog zie ik die behuilde snoetjes voor me
Ik bezocht verschillende parochies in Rwanda en zag geplunderde en vernielde huizen, zwaar gehavende postkantoren en scholen en armoedige noodziekenhuizen. Ik heb meegelopen in de rij vluchtelingen en bezocht weeshuis Noël in Nyundo. Ontroerd en ademloos heb ik staan kijken naar de ruim vijfhonderd weeskinderen. Huilend en sober gekleed lagen de babies met z'n ën of vieren in één bedje. Ik zag peuters zitten, bij elkaar gezet op een deken onder de kapotgeslagen veranda, zonder speelgoed. Meisjes en jongens van vier tot acht jaar die elkaars handjes vasthielden om troost te zoeken. Ze hebben zo veel meegemaakt en zo veel verdriet. Allemaal hebben ze geen ouders meer, en de meeste zijn hun broertjes en zusjes ook nog kwijtgeraakt. Foto's maken mocht niet, maar toen ik in een van de vele babykamers kwam en daar de versleten bedjes zag - dicht tegen elkaar gezet en volgelegd met babies - kon ik het niet laten om toch stiekem een foto te nemen.
|
Foto's maken mocht niet, maar toen ik in een van de vele babykamers kwam en daar de versleten bedjes zag kon ik het niet laten. |
Mijn moederhart was diep getroffen. Eenmaal thuis, in Nederland, werden die gevoelens alleen maar sterker. In gedachten zag ik die lieve, behuilde snoetjes steeds voor me. Hier moet ik helpen, dacht ik, voor deze kinderen moet iets te doen zijn. Ik heb inmiddels al 1000 kg melkpoeder en 300 kg soep gekregen om te versturen, en ik weet dat er grote behoefte is aan katoenen luiers en lakens. Graag zou ik hulp hebben bij het vergaren en verzenden ervan. Wie helpt me hierbij?
|